“Hey God, wat is het doel van het leven?” vroeg ik laatst eens.
G: Wat bedoel je met doel?
Nou, nu ik hier toch ben, is er iets dat ik zou moeten doen in dit leven?
G: Wat zou je willen doen?
Err, nee, is er iets dat ik voor jou kan doen?
G: Voor mij?
Ja, als jij dit hele verhaaltje hebt gemaakt, is er dan iets dat je zou willen?
G: Wat jij wil.
Wat ik wil?
G: Ja, precies dat.
Wil je dat ik doe wat ik wil?
G: Ja.
En jij dan?
G: Wat is er met mij?
Wil jij niets?
G: Wat zou ik moeten willen?
Nou, iets dat ik voor jou kan doen.
G: Als jij dat wil.
Ik denk dat we elkaar niet helemaal begrijpen.
G: Wat begrijp je niet?
Nee, ik vraag wat er nodig zou zijn om een goed leven te leiden.
G: Een goed leven?
Ja, zodat jij blij bent?
G: Waarom zou ik blij moeten zijn?
Nou ja, misschien hoop ik wel dat je me dan helpt.
G: Waarmee?
Nou, met mijn leven. Misschien na mijn leven?
G: Ik?
Ja.
G: Hoe zou ik dat kunnen dan?
Weet ik niet.
G: Hoe moet ik dat weten dan?
Huh, jij bent toch alwetend?
G: Denk je?
Ja, en jij kunt toch alles?
G: Echt?
Hou je me nu voor de gek?
G: Ik?
Ja, jij, ergens heb ik het idee dat je me niet serieus neemt.
G: Dat meen je niet.
Toch wel, je doet net of je onbelangrijk bent in en voor mijn leven.
G: Ben ik ook.
Huh?!
G: Ja mijn beste, jij maakt mij belangrijk.
Ik?
G: Ja, sterker nog, jij hebt mij verzonnen.
Huh?!
G: Jij bent mijn creator, mijn God. Jij hebt mij gemaakt.
Nee, het is andersom.
G: Zolang je mij laat bestaan ben ik er.
Maar als jij er niet bent...
G: Dan ben jij er ook niet?
Nou, eeuh...
G: Precies, jij hebt mij bedacht.
Wie maakt mij dan?
G: Wie denk je?
Weet ik niet.
G: Echt? Probeer nog eens.
Dat is lastig. Als ik zou denken dat ik mezelf maak, wie ben ik dan?
G: Tsja, creator of creatie. Is er een verschil?
Ik zie mijzelf niet als creator.
G: Kan ook niet.
Want?
G: Omdat je enkel kunt zien wat gecreëerd is.
Ja, ho eens, praat ik nu met mezelf?
G: Als jij dat wil.
Nee, nee, wie ben ik en wie ben jij?
G: Ik ben als jij dat wil. Jij bent als jij dat wil.
Jij bent jou als jij dat wil. Jij bent mij als jij dat wil.
Ik heb geen idee wat ik wil.
G: Wat jij wil.
Hoezo?
G: Ja, ik heb ook geen idee, wil eens wat.
Ik wil zoveel maar ik weet niet hoe.
G: Zeg lekker ding, als jij niet weet hoe, hoe moet ik dat dan weten?
Nou, ik dacht...
G: Precies! Jij denkt.
Ik denk?
G: Ja, jij denkt als creatie, niet als creator.
Huh?!
G: Je denkt in je beperkte zijn. Je denkt in termen van deze creatie. Je denkt dat je enkel dat kleine mensje bent dat het maar te doen heeft met alle beperkingen. Beperkingen die je zelf hebt bedacht of aangenomen hebt.
Nee...
G: Jawel. Je beperkt jezelf door wat anderen denken, wat anderen zeggen, wat je aangeleerd is en wat er in allerlei boekjes staat. Je identificeert je met je lichaam maar waar stopt dat? Zie je niet dat je verbonden bent met de bomen waarmee je lucht en zuurstof uitwisselt? Met het water in de rivieren waarmee je mineralen uitwisselt? Met de planten die jou voeden en die jij voedt met jouw reststoffen? Met mensen en dieren om je heen waarmee je ervaringen, gevoelens en belevingen deelt? Waar zou jij zonder dat alles zijn?
Eeeuhhh...
G: Ja, dat alles ben jij. Je bent verstrikt in de illusie dat je enkel dat kleine mensje bent dat op zichzelf staat. Dat je niet in staat bent om je totale zijn, alles dat er is, te laten leven. Jij bent alles. Als je dat wil zien.
Maar wie zijn die anderen dan?
G: Aspecten van je zelf. Spiegels en wensen.
Maar dan ben ik ook een spiegel en een wens?!
G: Ja, jij bent ook een aspect van het leven dat gewenst is en de pracht van creatie laat zien.
Je zegt een aspect van het leven? Een aspect van mij? Het leven en ik zijn hetzelfde?
G: Ja, zonder mij is er geen leven. Ik ben het leven en dat geldt voor iedere ik. Als je het als afzonderlijke dingen of ikken wil zien dan zijn wij samen het leven. Meer is er niet maar het is wel alles dat er zou kunnen zijn.
Ik ben zo groot als het leven zelf en toch ook zo klein?
G: Als jij jezelf als zo klein wil zien.
Dat wil ik niet.
G: Misschien dat je dan al die beperkende ideetjes en gedachten eens kunt laten gaan om midden in de volheid van het leven te staan. Je gelooft dat je klein en machteloos bent. Je hebt zelfs mij bedacht of aangenomen als groter dan jezelf. Je hebt van alles gedaan om klein en onderdanig te zijn.
Maar dat wil ik niet...
G: Nee, maar je hebt het wel je hele even gedaan. Je bent en hebt jezelf van alles wijsgemaakt. Dat beperkt je nu en steeds meer. Soms kun je bijna niets meer en wil je er helemaal van af zijn. Soms is het leven heel erg moeilijk voor je.
Ja.
G: Misschien wil je zelfs de strijd met anderen, met een deel van jouw leven, met jezelf, aangaan om maar een klein beetje ruimte te hebben voor wat er in je leeft.
Hmmm... met mezelf?
G: Ja, jij bent het leven. maar omdat je anderen niet ziet als jezelf projecteer je op anderen wat in jezelf leeft. Zij weerspiegelen jouw beperking.
Mijn beperking?
G: Ja, zolang jij met beperkende gedachten rondloopt zullen er mensen zijn die beperkingen weerspiegelen. Je kunt ze willen bestrijden maar dan strijd je tegen jezelf.
Tegen mezelf?
G: Ja, als je er één weghaalt dan verschijnt er een ander, je bestrijdt je projectie, niet wat je projecteert.
Zolang ik het laat bestaan is het er?
G: Ja, je kunt niet om je beperkende gedachten heen. Je kunt strijden tegen wat eruit voortkomt maar dat neemt die beperking niet weg. De enige manier is om je beperkende gedachten te laten gaan. Kijk liever naar binnen in plaats van naar buiten.
Ben ik de meester van m’n eigen misère?
G: Ja, en de meester van je vreugde. Laat me je dit kleine geheimpje verklappen, recht uit het hart dat geen beperkingen kent, hier leeft onbeperkte, eindeloze en onmetelijke vreugde. In jou en door jou. ❤
Rediscover op 28 december 2023Hey God