Het eiland dat eens een toonbeeld van kleur en leven was leek wel asgrauw, alsof er een mist omheen hing die alle levensstralen van de zon blokkeerde en de vroegere glorie tot iets onvoorstelbaars maakte. Het was lang geleden dat ik er geweest was en de aanblik nu deed me een koude rilling over mijn rug lopen, dit leek niet meer op het eiland dat ik kende. Hopelijk was het slechts het weer dat verantwoordelijk was voor de mistroostige aanblik maar diep in mij voelde ik dat dat wel eens niet zo kon zijn. Eden leek verleden.
Eden was een prachtig eiland, een stukje paradijs vergelijkbaar met een bounty-reclame maar dan nog mooier. Sprankelende kleuren en mensen met een levenslust die welhaast onbegrensd leek, een smeltkroes van passie en ideeën in een ongedwongen sfeer onder een horizon van schoonheid. Een eenheid van diversiteit levend op een klein stukje land dat uit de grote oceaan omhoog stak.
Door de gunstige ligging op een ideale hoogte- en breedtegraad was de temperatuur het hele jaar aangenaam en bracht de zon vaker wel dan niet een prachtig spel van kleuren en warmte over het eiland. Je kon het zo gek niet bedenken of het kon wel gedijen in het klimaat op het eiland, iets dat overigens niet alleen flora en fauna betrof maar ook mensen en ideeën. Het was een plek waar ik graag kwam om eventjes te onthaasten, los te komen van de waan van de dag en natuurlijk om een gezonde tint op te doen.
Niet veel mensen weten het eiland te vinden, het staat op geen enkele kaart, excuus, het stond op geen enkele kaart, en de reis er naar toe is wat onconventioneel. Het sluiten van de ogen om ze, terwijl ze gesloten blijven, weer open te doen en daarmee het eiland op te zien doemen aan de horizon is een vorm van reizen die we in de moderniteit wat kwijtgeraakt zijn. De reiscatalogi en vakantiebrochures bieden tegenwoordig vaak all-inclusive tegen afbraakprijzen aan en dat lijkt wat comfortabeler dan een reis op eigen verantwoording en richting te zijn. Aan land gestapt heb ik de eerste avond doorgebracht in mijn prachtige houten hut aan het strand. Zonder ook maar één mens te zien kon ik nog genieten van een toch nog aardige zonsondergang en zodoende wat acclimatiseren waarna ik in een kleine roes veroorzaakt door de uitstekende plaatselijke rum mijn ogen sloot tot de volgende dag.
Een volgende dag die eerder aanbrak dan ik had voorzien, het leek wel of er geklopt werd. Nog half slapend en me nog een keertje in de ogen wrijvend probeerde ik te achterhalen of ik dat nou goed hoorde, werd er daadwerkelijk geklopt? Inderdaad, geheel tegen mijn verwachting en eerdere ervaringen in, waren er stemmen te horen voor de deur en werd er ook daadwerkelijk op de deur geklopt. "We weten dat u er bent, wilt u de deur even openmaken?" hoorde ik roepen en na mijn licht geïrriteerde "Ja, momentje hoor" heb ik wat kleren aangetrokken en de deur die niet op slot was geopend.
"Goedenmorgen meneer" zei één van de drie mensen op de veranda "het spijt ons dat we u zo vroeg storen maar omdat u gisteravond ondanks de regels geen visum aangeschaft heeft moeten wij u vragen om er nu eentje te kopen." "Een visum? Kopen? Het spijt me maar in al die tijd dat ik hier kom is het nog nooit nodig geweest om ook maar iets te kopen en een visum, sinds wanneer is dat nodig?" vroeg ik nu nog iets geïrriteerder dan net ervoor. "Oh meneer, dat is altijd al zo geweest, misschien bent u in de war met een andere bestemming maar hier is het gebruikelijk en nog niet eens zo heel duur, slechts 15 dollar of 10 euro en daarmee kunt u de komende 6 maanden hier verblijven." Enigzins verbouwereerd en zonder ook maar de minste zin om een gesprek met diepte aan te gaan met het uitgestreken gezicht aan de deur pakte ik mijn portemonnee en gaf hem 10 euro. Hiervoor kreeg ik iets terug dat leek op een stickertje dat je vroeger kreeg van de juf op de kleuterschool als je iets goeds gedaan had, zo'n smiley, en de instructie om deze in mijn paspoort te plakken bij visa.
Wat het de rum van gisteravond of had ik het gedroomd? Of was ik er gewoon ingetuind en heb ik me laten verleiden door handige jongens die weten dat je 's morgens vroeg nog niet helemaal bij de positieven bent en daardoor geneigd bent niet helder te denken? Dit had ik hier nog nooit meegemaakt, dit eiland was voor mij geen Chersonissos of flessentrekkerbadplaats aan de rivièra, dit was het eiland van schoonheid, rust en onderling begrip. Diep in mij begon het gevoel te ontstaan dat het eiland veranderd was, de aanblik in de mist van gisteren, de karige schitteringen van de zonsondergang gisteravond en de ervaring van zojuist deden het ergste vermoeden. Ik leek zelfs een beetje een katerige hoofdpijn te hebben, iets dat voorheen zelfs na twee flessen nog niet opkwam.
Ik besloot om naar het visserdsdorpje te gaan om te zien of mijn goede vriend Adam nog in het huisje aan het einde van de pier woonde, misschien kon hij mij vertellen dat ik het me allemaal maar inbeeldde. De weg van het strand naar het dorp was veranderd, het karrepad was een asfaltlint geworden en er stonden allerlei borden met teksten als "Bellen, hou het kort", "SMS'en doe je op een P", "Gordels om, daar kun je mee thuiskomen", "Van A naar Beter" en nog meer leuzen die mogelijk een nut zouden moeten hebben want anders zou je toch de moeite niet doen om ze te plaatsen. Al lopende drong het tot me door, het eiland leek wel ingehaald door de tijd, de vroegere oase was de moderniteit in gevallen.
Na een klein half uurtje liep ik de pier op en zag het pittoreske huisje van Adam liggen, een prachtig huisje dat zo uit een sprookjesboek geslopen zou kunnen zijn en liggend op een net zo sprookjesachtige plek. Zon, zee, bergen en dolfijnen die spelen in het water voor de deur, Adam had maar geluk dat hij op zo'n mooie plek iedere dag weer kon genieten. Schrikbarend was dan ook de grote stalen mast die ik in zijn achtertuin ontwaarde, een stalen geraamte dat dienst leek te doen als vuurtoren en zendmast tegelijk. De tegenstelling was zo groot dat het leek of er kubische vormen in de Mona Lisa gezet waren, het beeld en de eenheid was verloren gegaan en dat wat resteerde kon ik slechts duiden als rommel of afval, het einde van iets moois.
Na een klop op de deur werd deze door Evelien, de bevallige vrouw van Adam, geopend en konden we elkaar als oude vrienden begroeten. "Wat een verrassing, kom binnen, wat leuk dat je er bent!" waren de eerste woorden van Evelien en ze leidde me direct door naar de tuin waar een heerlijke plek onder een enkele appelbomen ingericht was als tweede huiskamer. "Ga zitten. ik zal Adam roepen, hij zit aan het water, wil je wat drinken, goh wat leuk, hè, da's ook wat, wil je wat drinken, ik roep Adam even." Typisch Evelien, een vrouw die net zo warm als dat ze spontaan en chaotisch is, een prachtmens.
Even later kwamen Evelien en Adam het kronkelige tuinpad oplopen en kon ik ook Adam weer begroeten. Adam is een bedachtzame en zeer intelligente vent die al bij onze eerste blik van herkenning een blik van onderkenning mee gaf, ik was bij de juiste vriend aangeland. Na wat begroetingen en een heerlijk maal dat ons voorgeschoteld werd door Evelien liepen we met z'n tweetjes naar zijn lievelingsbankje aan de zee. Deze plek aan de zee was slechts vanuit de tuin van zijn huisje door middel van een trap in de rotsen bereikbaar en bood een ongekende hoeveelheid ongestoorde ruimte.
Waar we voorheen direct honderduit ervaringen en ideeën uitwisselden en de meest idiote diep-filosofische voorstellingen poneerden en tot de bodem uitdiepten deden we nu eigenlijk beiden hetzelfde, we zaten op het bankje en tuurden voor ons uit de over de schijnbaar oneindige zee. Iets blokkeerde de interactie die normaal gesproken tot een grote levendigheid en inspiratie leidde en het was niet iets dat Adam of ik in de hand hadden. Het was de situatie zoals die was, de werkelijkheid die zich openbaarde, die om aandacht vroeg. We deelden een gevoel van treurnis over wat is geworden van wat was zonder een woord te spreken.
"De zee is de zee niet meer" zei Adam uiteindelijk "hetzelfde water, dezelfde zon maar toch zo heel anders geworden, je hebt het vast wel gemerkt, iets is anders." Ik kon dat slechts beamen en vroeg Adam of hij wist wat en hoe. Na een keer goed slikken en even wrijven door zijn wat vochtig geworden ogen begon Adam te vertellen:
Je weet dat dit eiland iets anders is dan de eilanden en landen in de rest van de wereld, hier kan de tijd echt stilstaan, er is, of liever gezegd was, bijna geen interactie met de rest van de wereld en de bezoekers die hier kwamen waren zonder uitzondering één met ons, vol met wederzijds respect voor zowel de mensen als de leefwijze. Lang leefden we in een vorm van naïeve onschuldigheid ons leven, ons niet bewust van de kwetsbaarheid die dat met zich meebracht. Zonder het gevoel van kwetsbaarheid, een concept dat ons vreemd was, werd bijna alles verwelkomd. In al onze ideeën die we binnen dit eiland naar voren brachten om iets te doen was het belang van het eiland en haar bewoners betrokken alleen wisten we dat niet expliciet, het zat simpelweg impliciet in onze manier van leven, denken en beleven. Dat is nu voorbij en onomkeerbaar, voltooid verleden tijd.
Achteraf kun je je niet voorstellen dat het gegaan is zoals het gegaan is, achteraf is het zowel begrijpelijk alsook onbegrijpelijk stom geweest, naïef, kinds en tegelijkertijd ook zo puur en onschuldig. Het kost me moeite om het een plaats te geven, ermee te leven en het te accepteren als zijnde werkelijkheid, het lijkt wel of de waardering voor alles dat er is tanende is.
Ik zag dat Adam met moeite zijn emoties onder controle kon houden, een mix tussen grote teleurstelling en woede. Een vriendelijke klop op z'n schouder deed hem zijn verhaal vervolgen.
Op een dag kwamen er een paar bezoekers die voor wat verwarring zorgden, ze waren schijnbaar op zoek naar de leiders van het eiland. Er werd hen gevraagd waarmee ze het best geholpen konden worden, we hadden goede handwerkslieden, rekenmeesters, astronomen en als ze op zoek waren naar de leidende figuren in één van die disciplines dan zouden we hen daar naar toe leiden. Blijkbaar hadden de bezoekers het idee dat we ze in het ootje namen want ze reageerden nogal boos, ze hadden toch heel beleefd om leiders gevraagd. Na wat heen en weer gepraat werd duidelijk dat de bezoekers op zoek waren naar leiders die mensen en land bestuurden. Er werd hen verteld dat dat concept ons geheel vreemd was en er tot op dat moment ook geen noodzaak voor was gebleken. Toen we daarna op hun vraag "van wie is het land dan?" antwoordden dat dat ons niet bekend was, dat we het slechts gebruiken zonder ons ooit af te vragen van wie het is omdat dat voor ons irrelevant en als concept onbekend is, ontstond er een vreemde situatie.
Ze vertelden dat hun koning, hun leider, eigenaar was van het land waar wij op leefden. Blijkbaar was het overal, behalve bij ons, de gewoonte dat afhankelijk van een geografische ligging land toebehoorde aan een leider. Zij vertelden dat een goed bestuur van land tot welzijn en welvarendheid zou leiden en verder zou bezit van land en zaken leiden tot zekerheid omdat er een waarborg is dat ze niet afgenomen kunnen worden. Ze vroegen ons hoe we er nu voor zorgden dat de buurman niet ongewild in onze tuin of in onze huizen kwam en mogelijk iets wegnam. Toen we antwoordden dat wij daar niet voor zorgden maar dat de buurman dat vanuit zichzelf niet deed barstten ze in een schaterlachen uit.
Al snel begonnen de bezoekers te vertellen over andere (ei)landen en de gevolgen van onze insteek, je kunt wel denken dat het niet gebeurt maar dan weet je het nog niet zeker en als het in jouw huis ligt maar niet van jou is hoe kun je dan eisen dat de buurman het teruggeeft als ie het toch heeft weggehaald? Langzaam werd het ons duidelijk door de onophoudelijke stroom aan voorbeelden dat de bezoekers een concept hadden dat ons zou kunnen beschermen tegen onszelf, een volgende stap in onze ontwikkeling. Een stap die door velen van ons als noodzakelijk werd gezien.
Vanaf dat moment ging het snel, opeens hadden we bezit, eenduidige regels en waarborgen die beschermd werden door handhavers en beoordelaars. In plaats van een mogelijk ongegrond vertrouwen in elkaar hadden we nu een framewerk waar we onderlinge transacties aan op konden hangen, vertrouwen was van ondergeschikt belang geworden vanwege de waarborgen die op papier werden gezet. Het leek te werken en al snel werd het zichtbaar dat het effectief gebruiken van het nieuwe systeem tot grotere rijkdom leidde. Toen zichtbaar werd dat het tot rijkdom voor sommigen kon leiden vertelden de bezoekers ons dat dat slechts mogelijk was door hun systeem en het gebruik van bezit van onder andere land. Dat wij voor het bezit op papier van het land van hun leider een prijs in de vorm van belasting moesten betalen werd al snel als aannemelijk en later zelfs als logisch beschouwd, voor wat hoort immers wat.
Op dat moment barstte Adam in tranen uit en begon vertwijfeld rondjes op het strand te lopen, hij leek zichzelf te verliezen en hoe ik ook probeerde hem wat rustiger te krijgen, hij werd steeds emotioneler. "Je bent gezond, je hebt Evelien aan je zijde, je kinderen houden van je en hebben je nodig" het mocht allemaal niet baten, het werkte eerder averechts.
"Waarom, o waarom moesten we het beter dan best hebben" schreeuwde Adam uit "waarom was vertrouwen niet voldoende en moest dat zonodig zekerheid worden, waarom geloofden we hen en zijn we bang voor elkaar geworden?" Huilend op z'n knieën sloeg Adam met zijn vuisten gaten in het zand totdat ie zich om liet vallen en languit sniffend bleef liggen. Heel langzaam trok de emotie uit z'n lijf en kwam ie weer wat bij zijn positieven om uiteindelijk een glimlach op zijn gezicht te toveren. Een glimlach die zich vormde tot een volle lach en een lachstuip.
"O, de ironie van onwetendheid, we wisten niet maar nu weten we, en hoe!" kwam er schaterlachend uit "en voor jou, mijn vriend, is je droomeiland de jou bekende realiteit geworden, de droom en tijdelijke vluchtplaats is over, het is zeven uur en je moet opstaan, hoor je de wekker niet?"