We zijn geweldig en winnen of zij zijn niet zo goed als gedacht en er wordt verloren, een meervoud dat al snel de blik doet afdwalen van de enkelvoudige ik die al deze uitspraken doet. Een wij waar je naar believen onderdeel van uit kunt maken maakt het mogelijk om toch van eigenschappen en mogelijkheden die je als enkel individuutje niet bezit te profiteren. Of het nu gaat om een paar voetbalspelers die miljoenen mensen weten te verbinden of wat schrijvers op een blog die slechts een paar mensen weten te verbinden, wij lijkt een meerwaarde.
En dat is het natuurlijk ook, velen zijn meer dan één en het resultaat dat behaald kan worden is ook vele malen groter wanneer velen zich inzetten om een bepaald doel te behalen. Echter, hoeveel van die vele miljoenen mensen die zich verbonden voelen in een wij helpen ook daadwerkelijk mee aan het behalen van het doel? Er staan er slechts elf op een veld en met wat hand- en spandiensten zou het zo maar een clubje van een man of 200 kunnen zijn die het doel daadwerkelijk proberen te bereiken, de overige miljoenen zijn ook iets maar wat lijkt niet geheel duidelijk.
Als supporter of misschien beter gezegd ondersteuner van een bepaald doel bestaat de mogelijkheid om een verbinding aan te gaan die op z'n zachtst gezegd nogal vrij is, het lijkt meer op een gezamenijke mening of hoop dan op een daadwerkelijke verbintenis van waaruit enige verantwoordelijkheid voor het doel vloeit. Een volatiel geheel dat groot lijkt maar slechts de eigenschappen van een zeepbel blijkt te hebben. Een wij dat met de snelheid van een enkele gedachte plotsklaps om kan slaan in een zij.
Toch lijkt er een bijna onbedwingbare drang te bestaan om een wij te vormen of in ieder geval deel uit te maken van een wij. De mogelijkheid om deel uit te maken van een succes dat niet door jezelf maar door anderen bereikt kan worden lijkt heel efficiënt, een minimale inspanning - het uiten van ondersteuning - kan voldoende zijn om de euforie te beleven en de vruchten van het resultaat te plukken. Of het geschreeuw tegen de televisie gedurende twee keer 45 minuten daadwerkelijk het doel dichterbij heeft gebracht lijkt twijfelachtig maar ja, als goed supporter doe je dat natuurlijk graag in de hoop dat je daarmee meehelpt.
De vraag dient zich aan waar de daadwerkelijke ik blijft wanneer je als individu naar believen of in veel gevallen toch wat dwangmatig en neurotisch deel uitmaakt van verschillende wij-en. Voor velen ligt ver voorbij het bestaan van verschillende doelen om te ondersteunen en je mee te identificeren de conceptie van ik, supporter zijn van een andere club dan de jouwe wordt nog begrepen, geen enkele club steunen of er geen heil in zien om je ermee te identificeren gaat er al wat lastiger in. Ik zijn zonder een enkele wij of het nu sportief, politiek, raciaal of sociaal is lijkt dan ook het minst begrepen te worden.
De continue zoektocht naar een wij om mee te associëren en te identificeren richt de blik naar buiten en zorgt er tevens voor dat de blik van buiten van belang is voor de voorgestelde ik. Vanuit dit perspectief is het niet mogelijk om een ik te zijn of laten bestaan zonder een wij waardoor de ik een speelbal wordt van de mogelijkheden die de omgeving biedt om te associëren. De ik is in dit geval verworden tot een product van haar omgeving en zal erop gericht zijn de mogelijkheden tot het vormen van wij-en om mee te identificeren te vergroten. De ik die wij-en nodig heeft om ik te kunnen zijn heeft hokjes en verdelingen nodig, hokjes en massa-verdelingen.
Zou er überhaupt sprake kunnen zijn van een ik wanneer die niet op zichzelf kan of wil bestaan, wanneer de omgeving bepalend is maar de ik ook deel uitmaakt van die omgeving? Het lijkt erop dat die ik geen identiteit heeft maar continu zoekende en vormende is, een eeuwige jacht op iets buiten zichzelf dat niet of slechts als zeepbel bestaat en voorbij gaat aan de ware ik. De zucht om normaal te zijn of gevonden te worden illustreert dit deels en wanneer we zouden kijken naar wat een fictieve normaal over de individuele mens zelf zegt valt er niet aan te ontkomen om ze als twee gescheiden zaken te zien. De normaal is het statistisch resultaat van het zijn van de individuele mensen, een meetwaarde die daar als vanzelf uit resulteert. De veelal gevoelde plicht om normaal te zijn duidt slechts op een gebrek aan (besef van) individualiteit en inzicht in oorzaak en gevolgrelaties waardoor het najagen van de norm de norm op zich wordt.
Ik blijkt buitengewoon belangrijk te zijn voor de vrij-associërende wij-er juist omdat er geen eigen concept van ik ontdekt is. Waar mensen die een eigen identiteit hebben ontdekt de mogelijkheid bezitten om afstand te nemen van alles wat er om hen heen gebeurt - ze weten dat ze bestaan en hebben enig idee wie ze zijn - is dat voor degene die wij en de omgeving nodig heeft ter bevestiging van de eigen identiteit niet mogelijk. Aandachttrekkers zonder publiek zijn hopeloos verloren evenals burgerslaven zonder politiek leider.
Zonder een eigen identiteit is de wij-associatie van levensbelang, niet zozeer om het doel te behalen dat voorgesteld wordt maar om deel uit te maken van iets, om iets te zijn. Wetende dat er maar een paar voetballers zijn die in het nationale elftal spelen of dat er slechts enkele leidinggevenden zijn zowel politiek als op het werk is het voor velen niet verwonderlijk dat zij niet degenen zijn die de richting van de wij waarmee ze zich associëren bepalen. De berusting in het gegeven dat er slechts enkele richtingbepalers zijn en kunnen zijn wordt gecompenseerd door het wij-gevoel dat de ik doet leven.
Een bestaan in de marginaliteit van het wij, hooguit dromend ooit een richtinggever te zijn, blijkt een zeer effectief middel om jezelf uit te leveren aan allerlei overheersende machten en daar dan ook de gevoelde misère aan toe te schrijven. Wij zijn goed maar zij zijn slecht.