Het lijkt erop dat het slechts te verliezen is, een ongebreideld enthousiasme voor iets nieuws dat na verloop van tijd afbrokkelt tot iets waar je meer last dan gemak van hebt en uiteindelijk best zonder kunt. Een nieuwe auto, fiets of liefde, allemaal zijn ze spannend, opwindend en zorgen voor een roze bril waardoor ze bekeken worden, vol vertrouwen worden de komende jaren van het samenzijn tegemoet gezien. Een vertrouwen dat het nieuwe blijft geven wat er van verwacht wordt.
Wanneer de wittebroodsweken achter de rug zijn en het beeld wat helderder wordt blijken er vaak toch ook wat nadeeltjes aan de laatste aanwinst te zitten, het eerste scheurtje is gekomen hoewel dat toch vaak nog met de mantel der liefde bedekt kan worden. Een klein krasje valt nog wel weg te poetsen maar op enig moment houdt het poetsen op en maakt de euforie van de laatste aanwinst plaats voor een nieuwe vorm van omgang met dat wat het is. De auto wordt niet meer gepoetst maar vindt slechts één keer per 3 maanden nog een weg naar de wasstraat, de pekel op de fiets blijft nog maanden zitten en de liefde wordt slechts taakverdelen.
Stiekem dwaalt de blik wel eens af naar een folder voor iets nieuws of die leuke collega, het voldoet allemaal nog wel maar misschien is er nog iets nieuws te ontdekken dat meer aanleiding geeft tot eeuwig vertrouwen. Zeker wanneer er zich wat grotere gebreken gaan vertonen verschuift de focus van repareren naar vervangen totdat uiteindelijk de conclusie getrokken wordt dat het het niet meer waard is om te repareren. Op naar iets nieuws, iets dat wel biedt wat gezocht werd en wordt.
Met een auto, fiets of mogelijk een liefde is het misschien nog wel voorstelbaar maar lukt het ook wanneer het gaat om regels, munteenheid en meer zaken waarin een vertrouwen noodzakelijk is om van enig nut te zijn?
Wanneer we de politici en economen horen over het vertrouwen dat we in een munt en regels moeten hebben, het vertrouwen dat banken onderling in elkaar moeten hebben, het vertrouwen dat burgers dan weer in die instituten moeten hebben en het vertrouwen dat diezelfde burgers dan weer in de economie en het hoeden daarvan door onze volksvertegenwoordigers moeten hebben dan lijkt er een ketting van vertrouwen te bestaan.
Voor het gemak wordt door velen maar aangenomen dat politiek, regels, economie en munt met elkaar verbonden zijn en dat zowel het geheel als alle zaken afzonderlijk vertrouwen verdienen. Opgelegd vertrouwen of u het nu heeft of niet, om het verhaaltje draaiende te houden moet u vertrouwen hebben. Dat ieder afzonderlijk deeltje al lang aan vervanging toe is, ver voorbij het stadium van reparatie en het bedekken met de mantel der liefde voor zover er überhaupt ooit liefde of opwinding voor bestaan heeft, wordt niet onderkend. Kan ook niet want dan is het verhaaltje van onderlinge afhankelijkheid en vertrouwen niet meer houdbaar.
We leven in een wereld van gefingeerd vertrouwen, niet het werkelijk vertrouwen in een systeem of haar componenten is van belang maar slechts de hoeveelheid vertrouwen die er in opgelegd kan worden. Politici spreken dan ook niet meer over het vertrouwen dat ze genieten maar over de hoeveelheid vertrouwen dat de bevolking hen moet geven. Eurofielen spiegelen een wereld voor waarin het vertrouwen als vanzelf komt nadat u iedere zeggenschap over uzelf opgegeven heeft en bankiers, ach, die hebben slechts rijkdom zolang de staat hun geld als enig wettig middel classificeert, zonder dat waren het slechts arme mensen boven op een hoop waardeloos papier.
Er bestaat al lang geen daadwerkelijk vertrouwen meer in de mumbo-jumbo die voorgespiegeld wordt, het is opgedrongen en biedt enkel een makkelijke mogelijkheid om te geloven dat dat vertrouwen bestaat. Biedt het geheel werkelijk wat er verwacht wordt en is het de prijs waard of wordt het echt tijd om tot vervanging over te gaan omdat reparatie simpelweg te veel kost?
Het vertrouwen is weg voor zover het er ooit geweest is, iemand die folder al gezien?